Ik ben mijn wachtwoord vergeten

Nieuws

Gewassen en bodem vragen om bemestingsbeleid

Het mestbeleid is volop in ontwikkeling. De nieuwe mestwetgeving  streeft naar evenwicht op de mestmarkt door verplichte mestverwerking,  maar ook de dierrechtendiscussie krijgt  daarbij veel aandacht. Voor de plantaardige sectoren komt het echter aan op een optimaal bemestingsbeleid: om behoud en versterking van bodemvruchtbaarheid, om optimale gewasgroei door optimale bemesting.  Het 5e Actieprogramma Nitraatrichtlijn voor de periode 2014-2017 zal hier invulling aan moeten gegeven.
 
Wie het bemestingsbeleid van het huidige actieprogramma kritisch beschouwt ziet een uit zijn klauwen gegroeide verzameling van gebruiksnormen, uitrijperiodes, voorschriften over scheuren, bevroren grond, groenbemesters en vanggewassen, tot zelfs de toegestane breedte en diepte van de sleufjes van de sleufkouterbemester aan toe. Dit bemestingsbeleid heeft van ondernemers boekhouders gemaakt en stimuleert vooral creativiteit in plaats van innovatie. Het is de uitdaging om bij het nieuwe bemestingsbeleid niet langer uit te gaan van wantrouwen maar van vertrouwen in plantentelend Nederland. Dat vertrouwen hebben ondernemers verdiend: de nitraatnormen worden in grote delen van Nederland gehaald en een optimaal bemestingsbeleid kan bijdragen aan het nog verder verbeteren daarvan.
 
1. Streng op onbewerkte drijfmest, flexibel op N-kunstmest
De belangrijkste risicofactor voor nitraatuitspoeling naar het grondwater is het uitrijden van onbewerkte drijfmest in overdadige hoeveelheden en op tijdstippen dat er niet of nauwelijks gewasopname is. Regelgeving op dit terrein staat buiten discussie waarbij de gebruiksnorm van 170 kg N uit onbewerkte mest op bouwland leidend is en uitrijdperiodes aansluiten op de groei van gewassen en groenbemesters. LTO sluit hierbij regionale differentiatie afhankelijk van het wel of niet voldoen aan de nitraatnormen op voorhand niet uit.
Gewassen dienen bemest te worden op basis van bodemtoestand, mineralisatie, weersomstandigheden en opbrengst. Dit impliceert dat er eigenlijk geen generieke N-totaal gebruiksnormen mogelijk zijn: ieder perceel, iedere gewas en ieder jaar is immers anders. Dit gecombineerd met het feit dat geen enkele ondernemer kunstmest koopt die hij/zij niet nodig heeft maakt dat LTO kiest voor een nieuw flexibel stelsel waar geen N-totaal gebruiksnormen in voorkomen. Iedere ondernemer is vrij de hoeveelheid N te gebruiken die op basis van een solide bemestingsplan nodig is. Innovatie op het gebied van kleinschalige boerenkunstmestproductie met zonne-energie, die in het buitenland al ingang vindt, maakt dat plantentelers straks zelf hun kunstmest kunnen gaan produceren. Een N-gebruiksnormensysteem is daarmee naar de toekomst toe sowieso niet langer passend.
 
2. Bodemvruchtbaarheid faciliteren
In de kabinetsvisie van september 2011 wordt aangegeven dat de gebruiksnormen stabiel blijven. LTO Nederland gaat er hierbij van uit dat de P gebruiksnormen van 2013 dus de eindnomen zijn. Bemesting puur bekijken vanuit P gebruiksnormen gaat echter voorbij aan de bodemvruchtbaarheid. Daarom is een extra vrijstelling voor bodemverbeteraars noodzakelijk. Bij gronden met erg lage fosfaattoestand of een laag organische stof gehalte dient een bodemvruchtbaarheidscorrectie te komen in de vorm van een P-vrijstelling.
 
3. Pragmatische middelvoorschriften voor integrale milieukwaliteit   
Onpraktische middelvoorschriften die niet of nauwelijks invloed hebben op de nitraatuitspoeling maar die ondernemers in hun bedrijfsvoering zwaar hinderen en op andere milieudossiers zoals gewasbescherming juist een averechts effect hebben moeten worden aangepast. LTO pleit voor aanpassing van onder andere de volgende middelvoorschriften naar een systeem met codes van goede landbouwpraktijk.

  • Jaarrond uitrijden vaste fracties en bodemverbeteraars op alle grondsoorten.
  • Scheuren van grasland in bijzondere gevallen:

    1. scheuren van grasland in het najaar op zandgrond ten behoeve van de teelt van lelies en gladiolen toestaan.
    2. grasland op zandgrond mag in december doodgespoten worden voor in het daaropvolgende jaar te telen aardappelen en andere gewassen
    3. graslandscheuren toestaan ten behoeve van de teelt van vruchtbomen, sierheester, coniferen, buxus, laanbomen, bos- en haagplantsoen.
  • Vaste mest(korrels) op beteeld bouwland toepassen zonder onderwerkverplichting
  • Vanggewassen na maïs  zijn niet onder alle omstandigheden mogelijk. Na het  ontsmetten van de maïsstoppel dus geen vanggewas meer verplichten.
  • Stuifbestrijding met rundveedrijfmest blijft op Texel toegestaan en in de Veenkolonien wordt dit weer mogelijk door emissiearm bovengronds uitrijden.

 
4. Op zuidelijk zand en löss via innovatie doorbraken creëren 
Ook op het zuidelijk zand en löss is de trend richting het behalen van de gewenste waterkwaliteit goed ingezet. Met een samenhangend pakket aan vernieuwingen en innovaties komen we ook hier tot doorbraken.

  • Andere teeltsystemen variërend van teelt uit de grond tot optimaliseren bodemvruchtbaarheid    
  • Nieuwe meststoffen en toedieningstechnieken via minder gebruik van onbewerkte dierlijke mest en het gericht inzetten (GPS/satelieten, rijenbemesting)  van kunstmestvervangers, dunne fractie en bodemverbeteraars verbetert de waterkwaliteit
  • Bestendige verdienmodellen: via het verwaarden van rest- en zijstromen zoals gewasresten wordt enerzijds de waterkwaliteit verbeterd, en anderzijds een impuls gegeven aan nieuwe economische dragers voor de ondernemer. Via een aantal projecten wordt hieraan invulling gegeven.             

 
Wanneer de Staatssecretarissen Dijksma en Mansveld de komende maanden in de onderhandelingen met de Europese Commissie deze punten tot  inzet en resultaat maken voor het 5e Actieprogramma Nitraatrichtlijn vinden zij plantentelend Nederland aan hun zijde.
 
Jaap van Wenum en Mark Heijmans
Beleidsadviseurs milieu LTO Nederland