Ik ben mijn wachtwoord vergeten

Je bent hier

Blog

Akkerbouw Uiteglicht

afbeelding van Jeroen Kloos

In de aanloop naar de week van de akkerbouw – in de laatste week van augustus 2013 – is het voor de handliggend een aantal kernwaarden van de akkerbouwsector op een rijtje te zetten. Globaal biedt het Nederlandse akkerbouwcomplex werkgelegenheid aan zo’n 70.000 mensen en wordt er een toegevoegde waarde rond de 5 miljard euro per jaar gecreëerd. De toegevoegde waarde van het op binnenlandse grondstoffen gebaseerde akkerbouwcomplex steeg van 3,8 miljard euro in 1995 tot 5,4 miljard in 2010.
 
De resultaten van de primaire akkerbouw schommelen sterk. Mooie prijzen voor aardappelen en graan zorgden in 2006 en 2007 voor goede resultaten, terwijl in 2008 de graanprijs juist weer onderuit ging vanwege een toegenomen productie. De grootste vijand van een goede prijs is de goede prijs zelf. Aangezet door een goede opbrengstprijs gaan boeren – ook elders in de wereld – investeren in hun teelten met als gevolg een toenemende productie. De kosten van meststoffen, zaaizaad en gewasbeschermingsmiddelen nemen daardoor wel toe.
 
Akkerbouwers opereren op een mondiale grondstoffenmarkt en invloeden van buiten ons land en zelfs buiten de EU zijn van belang voor de prijsvorming. Die externe invloed  heeft meer betekenis voor de prijs dan de lokale gewasontwikkeling. Door die schommelingen blijkt het aandeel van de Nederlandse primaire akkerbouw in de toegevoegde waarde van het akkerbouwcomplex sterk te variëren van 17% in 2005 tot 29% in 1995. Recent in 2010 was het aandeel van de grondstoffenproductie berekend op 25%.
 
De verwerking van akkerbouwgrondstoffen – in vergelijking met bijvoorbeeld de tuinbouw – vertegenwoordigt een relatief groot deel van de totale toegevoegde waarde. Het aandeel schommelt tussen de 21 en 26%. Opgemerkt moet wel worden dat in dit ketensegment een aantal coöperatieve ondernemingen van betekenis is. De voedingsmiddelenindustrie, overige industrieën en diensten van banken, verzekeraars, groothandel, agrarische dienstverleners, etc. nemen een nog iets groter aandeel van de toegevoegde waarde voor hun rekening: 29 -34%. De detailhandel is goed voor een groeiend aandeel van 19% in 1995 tot 24% in 2010.
 
De werkgelegenheid die samenhangt met het binnenlandse akkerbouwcomplex liet een lichte stijging zien tussen 2005 en 2010 van 700 arbeidsplaatsen. In 2010 was het aandeel van de akkerbouwsector aan de arbeidsbehoefte in het totale agrocomplex 17%. De primaire akkerbouw heeft daarin een relatief bescheiden, maar stabiel aandeel tussen de 20-25%. Een groot deel van de werkgelegenheid van het totale akkerbouwcomplex is gerelateerd aan de verwerking, toelevering en distributie van buitenlandse akkerbouwgrondstoffen.
 
Het belang van het akkerbouwcomplex in het totale agrocomplex steeg van 44,8% in 1995 naar 48,9% in 2010. Het aandeel van buitenlandse grondstoffen in die periode nam toe, maar neemt niet weg dat de Nederlandse akkerbouw de basis vormt voor een complex, dat van grote economische waarde. De totale export van het agrocomplex bedraagt 72,8 miljard euro, wat zo’n 20% is van de totale Nederlandse uitvoer. Het agrarische handelsoverschot bedrog in 2011 24,5 miljard euro en ondanks de wereldwijde economische crisis is de export van het agrocompex het afgelopen jaar zelfs met 9% gestegen. Iets om trots op te zijn.