Het wetenschappelijk tijdschrift Nature publiceerde eind april de resultaten van een metastudie naar onderzoeken over de opbrengstverschillen tussen biologische en gangbare landbouw. Bij alle 66 weerhouden studies samen ligt de opbrengst van biolandbouw tot 34 procent lager. Vooral de opbrengsten van biologische groenten en van graangewassen zoals tarwe stellen teleur.
In de metastudie 'Comparing the yields of organic and conventional agriculture' van Verena Seufert en haar collega’s zijn 66 vergelijkende studies geanalyseerd die betrouwbaar genoeg werden bevonden. De opbrengstvergelijking toont aan dat biolandbouw onder bepaalde omstandigheden kan wedijveren met gangbare landbouw.
Bij bepaalde gewassen, onder bepaalde teeltomstandigheden en mits het toepassen van goede biolandbouwpraktijken moeten bioboeren gemiddeld maar 5 tot 13 procent opbrengst laten liggen. Bij aardbeien is er nauwelijks een verschil, ook soja levert een aardige productie indien biologisch geteeld (-11%). In regel loopt het opbrengstverschil tussen beide landbouwsystemen echter op tot 34 procent.
Bioboeren werken immers gestaag aan een vruchtbare bodem, maar kunnen niet zoals gangbare boeren met kunstmest inspelen op een accute behoefte van het gewas aan stikstof of andere nutriënten. Een tekort aan stikstof in biologische teeltsystemen noemen de onderzoekers dan ook de voornaamste oorzaak van tegenvallende opbrengsten bij biologische gewassen.
"Het opbrengstverschil tussen bio- en gangbare landbouw is nog steeds groot", concludeert één van de onderzoekers, "maar in een beperkt aantal gewassen behoort een gelijkaardige opbrengst tot de mogelijkheden." Daartoe moeten bioboeren hun landbouwpraktijken verder verfijnen en bijvoorbeeld nog vaker vlinderbloemige gewassen opnemen in de teeltrotatie aangezien klaver en andere vlinderbloemigen stikstof kunnen binden in de bodem.
Ronnie de Hoon