De biologische sector laat zich in het publieke debat graag kwalificeren als hoogwaardig natuurinclusief. De vraag die biologische boeren regelmatig krijgen is of dat ook daadwerkelijk zo is. Er ontbreekt op dit moment echter nog een wetenschappelijke onderbouwing en ook de Europese verordening 2018/848 voor de biologische productie en etikettering (in dit rapport ‘de EU-verordening’ genoemd) schrijft weinig concreet zichtbare natuurinclusieve maatregelen voor (Europese Commissie, 2018). Voor de biologische sector zijn de maatschappelijke doelen ten aanzien van natuur en biodiversiteit in beginsel een belangrijk onderwerp. Dat blijkt uit het feit dat ecologie één van de vier basisprincipes is van de biologische landbouw, naast eerlijkheid, gezondheid en zorg (IFOAM, 2008). Maar ook buiten de biologische landbouw wordt er tegenwoordig veel gesproken over natuurinclusieve landbouw (Luske et al., 2024). Beide termen lijken wel iets met elkaar gemeen te hebben, maar wat de overeenkomsten en verschillen precies zijn, is vooralsnog niet onderzocht. In dit onderzoek gaan we daarom in op de overeenkomsten en de verschillen tussen de twee vormen van landbouw. Ook kijken we naar wat er in de praktijk gebeurt op biologische bedrijven in Nederland aan natuurinclusiviteit. Dit doen we niet door naar individuele bedrijven te kijken, maar naar de biologische sector als geheel om daarmee een beeld te vormen van de huidige stand van zaken, de State of the Art.