Doelstelling
Het overall doel van het project is om voor de landbouwondernemer de potentiëlen en perspectieven van broeikasgasreductie te schetsen en hem te betrekken bij de ontwikkeling van een broeikasgasarme productiewijze. Op deze wijze wordt de ondernemer onderdeel van de oplossing en niet allereerst aangesproken als probleemhouder.
Opdrachtgever
Provincie Noord-Brabant en de Stuurgroep LIB
Landbouwsector
Melkveehouderij | Pluimveehouderij | Varkenshouderij | Akkerbouw
Transitiepad
Covergisting | Veevoer | Dierlijke mest | Bodem en bemesting | Stalsystemen
Status
Afgerond
Soort project
Project
Resultaten
De dierlijke sectoren imitteren veruit de meeste broeikasgassen van de 5500 kton CO2-eq in de Brabantse landbouw. De varkens- en melkveehouderijen leveren respectievelijk 2000 en 1500 kton c02-eq.
De grootste bijdrage aan de broeikasgasemissies vanuit de varkenshouderij wordt veroorzaakt door de productie van mengvoer elders (ongeveer 45% van het totaal). De mestopslag en -toediening en het energiegebruik volgen daarna als belangrijke emissiebronnen.
We schatten het totale reductiepotentieel in de Brabantse varkenshouderij op ongeveer 46%. Mestbe- en/of verwerking heeft daarin een belangrijk aandeel. Vooral vergisting van mest levert een forse reductie door energieproductie en het vermijden van methaanemissie uit de mestopslag.
Andere reductieopties in de varkenshouderij zijn optimale inzet van bijproducten, verbeteren voerefficiëntie en besparing van energiegebruik.
De grootste broeikasgasemissies in de melkveehouderij zijn de methaanemissie uit pensfermentatie en lachgasemissie bij mestaanwending.
Voor de melkveehouderij wordt het totale reductiepotentieel geschat op 40%. Dit kan worden bereikt met uiteenlopende maatregelen op het vlak van voeding, mest en landgebruik.
Toepasbaarheid
De Brabantse landbouw is verantwoordelijk voor ca. 20% van de landelijke emissie uit de landbouw . Veruit de hoogste emissies komen uit de dierlijke sectoren: de varkens-, melkvee en pluimveesector. De mestproductie, mestopslag en aanwending van mest geeft aanzienlijke emissie maar ook bv het gebruik en de productie van mengvoer geeft (ook eerder in de keten) emissies. De maatregel met het grootste reductiepotentieel is mestvergisting. Andere reductieopties zijn optimale inzet van bijproducten, verbeteren voerefficiëntie en besparing op energiegebruik. In de melkveehouderij kunnen reducties behaald worden met uiteenlopende maatregelen op het gebied van voeding, mest en landgebruik. In de vollegrondsteelten komt vrijwel de totale broeikasgasemissie voor rekening van de toepassing en productie van meststoffen.
Op basis van de in hfst 4 genoemde reductiemaatregelen is in de Brabantse landbouw ca 38 - 40% reductie te verlagen. In een tweede verdiepende fase worden de potentiëlen per sector getoetst aan praktische haalbaarheid, toepasbaarheid en kosten.
Bijlage | Grootte |
---|---|
landbouw_en_klimaat_in_brabant.pdf | 1.94 MB |