Doelstelling
				Inzicht krijgen in de mogelijke verschillen in emissies van methaan en lachgas tussen bedrijven met verschillende intensiteit van veebezetting (gve per ha) en grondgebruik (melkquotum per ha). Daarbij is ook gekeken naar de effecten van andere beleidsmaatregelen op de emissies van methaan en lachgas.
Opdrachtgever
	DWK
Sector
	Melkveehouderij
Transitiepad
	Dierlijke mest | Bodem en bemesting
Status
	Afgerond
Soort project
	Haalbaarheid en inventarisatie
Resultaten
	*Er bestaat een relatie tussen bedrijfsintensiteit en de emissie van methaan en lachgas per ha.
	*Vooral op veengronden kan een belangrijke reductie worden bereikt door de veebezetting omlaag te brengen. Dit heeft een vermindering van lachgasemissie tot gevolg.
	*Meer opstallen betekent dat de emissie van methaan uit mestopslagen toeneemt omdat er meer mest wordt opgeslagen. De emissie van lachgas neemt af als gevolg van verbeterde benutting van stikstof op het land en vermindering van het kunstmestgebruik.Toepasbaarheid
	Met dit internetinstrument kan de agrarier snel een idee krijgen wat er op het eigen bedrijf kan worden gedaan aan de klimaatverandering en de broeikasgasuitstoot.
	De emissies van de 3 meest relevante broeikasgassen (kooldioxide, methaan en lachgas) worden doorgerekend voor de persoonlijke bedrijfssituatie.
Toepasbaarheid
	Op basis van een modelstudie geeft het rapport de melkveehouder handreikingen hoe de emissie van lachgas en methaan te verminderen. De emissie van lachgas kan met name op veengronden gereduceerd worden door minder vee per ha te houden. Daarnaast kan het vee opgestald worden waardoor de emmissie van lachgas afneemt en de emissie van methaan toeneemt. Uitgedrukt in CO2 equivalenten is de afname van de emissie van lachgas groter dan de toename van emissie van methaan. dit varieert van 3% op bedrijven op zandgrond tot 13% op bedrijven op veengrond.
| Bijlage | Grootte | 
|---|---|
|  26785.pdf | 125.09 KB |