Doelstelling
In dit rapport komen de beweegredenen van veehouders om met mestvergisting te beginnen aan
de orde en worden de knelpunten geïnventariseerd. Een aantal installaties die gerealiseerd zijn, worden geëvalueerd.
Opdrachtgever
Interreg North Sea Region, North Sea Bioenergy, ministerie van LNV, UILN-N
Landbouwsector
Melkveehouderij | Pluimveehouderij | Varkenshouderij
Transitiepad
Covergisting | Dierlijke mest | Bodem en bemesting
Status
Afgerond
Soort project
Haalbaarheid en inventarisatie
Resultaten
Het belang van productie van duurzame energie neemt toe. Enerzijds kan door de duurzame opwekking van energie eindige, fossiele brandstof bespaard worden, anderzijds wordt hierdoor bijgedragen aan reductie van de uitstoot van broeikasgassen.
Het vergisten van mest draagt direct bij aan de vermindering van de uitstoot van methaan. Door mest te vergisten wordt de uitstoot belangrijk verminderd. Vergisting van mest alleen is echter nauwelijks rendabel.
Het toevoegen van coproducten maakt vergisting pas interessant, omdat ook de totale energieproductie hierdoor toeneemt.
Door het instellen van de MEP-regeling en het publiceren van de zogenaamde positieve lijst raakten in de provincie Fryslân veel melkveehouders geïnteresseerd in mestvergisting.
In 2005 is een onderzoek gestart in opdracht van de provincie Friesland, waarin de potentie van mestvergisting voor de provincie en de geïnteresseerde bedrijven in beeld zijn gebracht. Vervolgens zijn zeven bedrijven gevolgd en technische resultaten verzameld en ervaringen vastgelegd.
Potentie
Bijna 200 veehouderijbedrijven in Friesland zijn van zodanige omvang dat covergisting een potentiële
bedrijfsactiviteit kan zijn. Deze bedrijven kunnen gezamenlijk ruim 277 miljoen kWh per jaar opwekken. Dit zou een reductie van 75 kton aan CO2-equivalenten betekenen.
Initiatieven
In 2005 hebben ruim 200 bedrijven interesse getoond in mestvergisting. Van deze groep hadden destijds 58 bedrijven serieuze plannen om verder te gaan met mestvergisting. Dit waren met name de in omvang grotere melkveehouders, zowel intensieve als extensieve bedrijven. Redenen van geïnteresseerde veehouders om uiteindelijk niet met mestvergisting te starten, moeten vooral worden gezocht in economische redenen, andere investeringsprioriteiten en een tekort aan arbeidsaanbod op het bedrijf. Daarnaast speelt de beperkte ervaring met mestvergisting in Nederland een rol.
Technische resultaten
Er is grote spreiding in de technische resultaten van de gemonitoorde vergisters. De kennis uit de opstart van de eerste vergisters is gebruikt bij de vergisters die later opstarten. Het gevolg hiervan is dat de vergisters die later opstarten een snellere opstartperiode kenden. De resultaten van de startende vergisters zijn over het algemeen goed te noemen.
Ervaringen
In eerste instantie starten veel vergisters met pluimveemest. Door de hoge mineralenaanvoer werd hier toch weer mee gestopt. De ervaringen met het vergistingsproces zijn goed. Veehouders hebben weinig problemen bij de afzet van hun digestaat en reduceren hun kunstmestgift met 50 tot 100%. De overheid heeft de MEP-subsidie vrij plotseling stopgezet, wat de ondernemers weinig vertrouwen in de overheid geeft en daarnaast weinig vertrouwen in de toekomst van mestvergisting.
Toepasbaarheid
Dit rapport kan de agrarische ondernemer handvaten bieden om na te denken over een eventuele aanschaf van een mestvergistingsinstallatie. Beweegredenen van andere veehouders komen hierin naar voren en ook knelpunten worden geanalyseerd.
Bijlage | Grootte |
---|---|
104.pdf | 711.08 KB |